Bospad

De maan is net onder de westelijke horizon verdwenen. Een strak wateroppervlak zo vroeg in de windstille ochtend. Zachtjes glijdt de korjaal door de donkere ochtend met de rivierstroom mee. Een luxe kopje koffie in de hand. Een haan kraait bij het benedenstrooms passeren van een hutje bij een kostgrond. Een cicade laat zo vroeg ook even van zich horen. Een goed teken. Dat voorspelt straks droog weer bij de wandeling. Haperend met een zachte gloed begint het zonlicht door te dringen. Een arend roept van zijn observatiepost hoog in de boom. Wie weet schrikt daar beneden wel een kleine maaltijd.

De buitenboordmotor start en ronkt ons via een kreek naar het begin van het bospad. De wilde dieren hebben al een spoor gemaakt, gevolgd door jagers zodat de paden iets toegankelijker zijn en waar wij nu mooi van kunnen profiteren. Na een klein stukje dicht begroeid secundair bos bij de oever gaat het pad al snel over in nauwelijks aangetast primair bos. Het open karakter met een hoog bladerdak en weinig ondergroei verraadt het primaire deel. Koel en vochtig.

Hoog bovenin blikt een zijdeaapje even naar beneden en ziet ons, gerustgesteld, niet als een bedreiging. Wat later passeert een groot gemengd gezelschap van capucijn apen samen met de wat grotere doodskop apen. Een stuk of dertig grote toekans pronkend met hun witte nek fladderen ontstelt over de toppen. Midden op het pad een intobi vrucht. De zoete zaadjes binnenin door een aapje of een vogel opgepeuzeld. Een grote wevervogel met blauwe ogen knirpt, zijn nest in de gaten houdend die aan een lang draad van een tak hangt. Een boskonijn van zo’n 40 cm geeft een schril waarschuwingsgeluid af en snelt vervolgens weg in het niets. We passeren wilde bosgember. Moeten we onthouden om op de terugweg mee te nemen.

We zijn pas een half uurtje onderweg en het begint me nu al te duizelen met al die nieuwe indrukken. Een kleine pauze is op zijn plaats.

De stilte doorbrekend geeft de gids informatie door over de stekelige bugromakka palmen die opvallend in de ondergroei aanwezig zijn. Met hun stekels vangen ze de dwarrelende bladeren van de bomen. Dit verteert langzaam aan de voet van de palm waar de wortels de vrijgekomen voedingsstoffen opzuigen. Daarom zijn er zoveel in het primaire bos, aldus de wijze woorden van de gids. Na een kleine onderbreking vertelt hij weer verder dat de palmbladeren gebruikt worden als dakbedekking. Dat gaat 10 jaar mee. Als wand wel 45 jaar voegt hij er nog aan toe.

Even staan we stil bij de gladde, koel aanvoelende bast van de gratiboom. Een bad met de bast beschermt je tegen boze geesten. Een geest van een netslang die een verre voorouder ooit gedood heeft bijvoorbeeld en deze dan wraak op jou neemt. Deze anekdote kan ik later gebruiken als ik een verhaaltje schrijf, bedenk ik me en laat het in mijn geheugen gegrift worden.

Af en toe komen we een groot gat in de grond bij een boom tegen. Daar slaapt een gordeldier. Deze eet onder andere giftige vuurvliegjes die in zijn hol verteerd en vol gif uitgepoept wordt. De bushmaster, een gevaarlijke slang die in het hol van de gordeldier deelt, eet dit op om aan het gif te komen. Wee o wee degene die zijn hand in het hol van het gordeldier steekt!

Een paars bloemetje van de purperhartboom gekleefd op blad naast het bospad laat zich kennen. Wat een prachtige naam voor een hardhouten boom waar mooie meubels van gemaakt worden, bedenk ik me.

Een zwarte vogel, mij onbekend maar voor de gids aanleiding er vandoor te snellen. Eerst probeer ik hem te volgen, maar in een oogwenk is hij verdwenen in de bush-bush. Dan maar stil blijven staan, lijkt me de beste oplossing. Mijn stilte levert weer nieuwe indrukken op. Die muskiet die bij me rondzoemt mag de pret niet derven. Drie verschillende krekelgeluiden tjirpen elkaar wat af. Mijn oren vangen meer en meer piepjes, krks, tjerps en ver in de verte nog net hoorbaar een vogelroep. Plots, ook mijn gids die roept: “Mark hier komen, breng machete mee!”. Eindelijk een richting waar ik naar toe kan gaan. “Guan marij, lekker in de pan, daarboven, klop met machete tegen plankwortel, dan bewegen ze” zei hij met zijn hagelgeweer in de aanslag. Wat een knal!

Na anderhalf uur: “Kom we gaan weer terug”. De geschoten guan marij hoendervogel mee. Bij de bosgember stuk blad met wortel afgerukt. Even snel rugzakje van palmblad maken. Daar kan vogel en gember in. Binnen 10 minuten een rugzakje gevlochten. En passant luchtwortels van de liaan ook mee want het dak van het bijgebouwtje zit los. Op de terugweg de slimme boskip, stel pappagaaien, boomklimmertje, blauwe vlinder, zwart wit gestippelde vlinder, vaalgele vlinder, iets groots wat verderop de kreek overstak (tapir?), twee spechten met hun markante nek en kopjes, parasolmieren en als klap op de vuurpijl bij het verlaten van het pad de naar een menselijke scheet riekende bloem van de inipipa boom.

Scroll naar boven